Geschiedenis

Rond 1300 is voor het eerst sprake van ‘Hof te Middele’, later in de 14e eeuw is sprake van een boerschap genaamd Middele in het schoutambt Olst. Voor die tijd was er alleen 's zomers bewoning mogelijk op de hoger gelegen delen, rondom de Middelermars, doordat telkens flinke gebieden tot aan de Hof te Middele, vooral in de winter, maar ook weleens in de zomer, met een zekere regelmaat toch weer onder water liepen.

In de 17e eeuw waren eenvoudige hutjes op de boerenerven verschenen, waarvan de bewoners gedurende het seizoen van Sint Petri en Sint Martini (22 februari t/m 11 november) als dagloner in dienst waren genomen. Voor het zaaien en oogsten van gewassen werden er overal op de akkers veldarbeiders ingezet. De kleine hutjes en katersteden bewoond door keuterboertjes hadden er met toestemming van de boer en de markerigter een woonplaats gevonden.

De tijd had niet stil gestaan en de langs de Soestwetering onbegaanbaar gebleven gebieden, die de doorlaatbaarheid van de grond tegenhielden, werden opengegraven om hier aanwezige oerbanken te breken. Eind 19e eeuw was een kortstondige maar grootscheepse delving op gang gekomen met levering van oererts aan Deventer Gieterijen en aan Duitse hoogovens.

Tegenwoordig is Middel een bundeling van huizen zonder eigen kern maar wel met heel veel bedrijvigheid. Denk hierbij aan de grote hoeveelheid ondernemers en boeren binnen de gemeenschap en de diversiteit aan evenementen.